Toen ik elke maand nog geld tekort kwam, keek ik altijd erg uit naar de storting van het salaris. Gewoon, omdat ik dan weer geld uit kon geven. Meestal was het dan rond de 30e van de maand al weer een flink eind onderweg met het geld, waardoor ik op dat moment al weer zorgen had over hoe ik de maand door moest komen. Ik kan me voorstellen dat er veel gezinnen zo in Nederland leven, elke maand zodra het salaris binnen komt worden allerlei flinke aanschaffingen gedaan, de hypotheek of huur gaat er af, energie er af, verzekeringen worden geïncasseerd en hup, driekwart van het geld is er al weer door heen. En dan komen alle variabele uitgaven nog.
Sinds mei is er echter wat verandert in de manier waarop ik uit kijk naar de dag waarop het salaris binnen komt. Nu ik een flinke buffer heb, en niet meer leef van salarisstorting naar salarisstorting, zie ik dit moment namelijk veel meer als ‘Ik heb weer ruimte om te investeren’! En dat vind ik een ontzettend fijn gevoel, ik heb mijn salaris niet per sé nodig om de rekeningen te betalen deze maand, dat zou eventueel ook gewoon kunnen vanuit m’n buffer namelijk!
Dat is wat mij betreft nu al de grootste winst van de hele exercitie die ik ben aan gegaan. En ik voel me er ontzettend gelukkig bij!